18 december 2019

Test_Kwaliteit-Remvloeistof_Eurol-Kenniscentrum

Hoe meet je de kwaliteit van remvloeistoffen?

Het gebruik van een goede kwaliteit remvloeistoffen is van groot belang. Om de kwaliteit te achterhalen zijn er verschillende handzame meetapparaten in de markt die inzicht bieden in het watergehalte en kookpunt van DOT 3, DOT 4 en DOT 5.1 remvloeistoffen. Echter rijst vaak de vraag of deze apparaten betrouwbaar zijn. Daarom heeft Eurol voor u enkele handzame meetapparaten aan een reeks testen onderworpen.

De kwaliteit van een remvloeistof wordt vaak bepaald op basis van het kookpunt van de vloeistof. Remvloeistoffen met een te laag kookpunt kunnen vooral bij intensief of langdurig remmen namelijk een verlaagd remvermogen veroorzaken. Het kookpunt van een remvloeistof wordt lager naarmate er meer water door de remvloeistof wordt opgenomen. Remvloeistoffen gedragen zich hygroscopisch, wat inhoudt dat een remvloeistof water zal opnemen uit de omgevingslucht.

Drie conductiviteitsmeters

Eén van de meetsystemen op de markt is de remvloeistof testpen. Deze pen meet de elektrische geleidbaarheid van de te meten vloeistof. De gemeten geleidbaarheid wordt vervolgens door het apparaat omgerekend naar een waterconcentratie. In theorie zou dit een goede methode zijn, mits alle remvloeistoffen dezelfde chemische compositie en dus dezelfde geleidbaarheid zouden hebben. Helaas kan de compositie bij iedere leverancier anders zijn, wat de resultaten vaak onbetrouwbaar maakt.

Naast het meten van de geleidbaarheid, zijn er ook apparaten die direct het kookpunt van een remvloeistof kunnen bepalen middels verwarming van de vloeistof. Eurol heeft DOT 4 remvloeistoffen van verschillende leveranciers getest met twee vergelijkbare conductiviteitsmeters en ook getest op waterconcentratie middels een officiële labmethode: de Karl Fischer methode (ASTM D6304).

Volgens de Karl Fisher meetmethode bevatten verse remvloeistoffen gemiddeld 0,1% water. Echter geven de conductiviteitsmeters verschillende meetwaarden, zelfs onderling wanneer dezelfde monsters werden getest. Het toevoegen van extra water aan monsters resulteerde eveneens in onjuiste meetwaarden en verschillende meetwaarden tussen de testapparaten. Het toevoegen van water resulteerde soms zelfs helemaal niet tot een verhoogde meetwaarde, terwijl er significante hoeveelheden water werden toegevoegd aan de te meten remvloeistof (oplopend tot 6% watertoevoeging).

Kookpuntapparaat

Tot slot is de remvloeistof getest op een kookpuntapparaat. Het geteste kookpuntapparaat heeft tijdens de testen, zelfs bij het toevoegen van water aan de remvloeistof, geen onverwachte waarden laten zien. Alle monsters zonder watertoevoeging voldeden volgens het kookpuntapparaat aan de gestelde DOT 4 specificatie van minimaal 230°C. Daarnaast daalde het gemeten kookpunt naarmate de waterconcentratie werd verhoogd.

Het advies van Eurol

Vertrouwen op handzame apparaten lijkt niet altijd mogelijk. Met name de conductiviteitsmeters, bijvoorbeeld de remvloeistof testpen, geven nauwelijks een juiste indicatie over de staat van de remvloeistof. Het blindelings vertrouwen op de meetwaarde zou in theorie zelfs levensgevaarlijk kunnen zijn, als een verhoogde concentratie water niet wordt opgepakt door de meetapparatuur. Kijkend naar de testresultaten adviseert Eurol dan ook om gebruik te maken van het kookpuntapparaat: de testen lieten zien dat deze methode de meest betrouwbare resultaten biedt.

Gerelateerd